BorstkankerBlog 2


De geoliede machine van het borstkankercentrum

Twee dagen later is de uitslag. Hoe ik die dagen doorkom? Ik zit en ik huil. Ik lig en ik huil. Ik wandel en ik huil. Ik kook en ik huil. Ik draai een wasje en ik huil. Ik eet en ik huil. Ik huil van verdriet en angst. Ik heb geen hoop, ik weet het al.

Mijn dochter gaat mee naar de uitslag. Ik huil in de wachtkamer, zij als we naar de kamer van de verpleegkundige lopen. Zoveel spanning in onze lijven.
‘Ja, het is borstkanker.’

De oncologisch verpleegkundige overhandigt mij een map met patiënten informatie en ze bespreekt de kenmerken van mijn tumor. Vervolgens legt ze de verdere procedure uit van onderzoeken, weer uitslagen en dan het consult bij de chirurg die het behandelplan zal bespreken. ‘We streven naar de start van de behandeling binnen 5 weken.’
Ze vraagt wat voor werk ik doe. Als ik zeg dat ik mensen help met hun rouw, reageert ze dat ik nu ook in een rouwproces zit. ‘Ja’, zeg ik met tranen in mijn ogen, ‘maar ik kan dit er niet bij hebben’.
Komt het door het brengen van het slechte nieuws dat ze afstandelijk is? Als je dat bijna dagelijks doet, kan ik me voorstellen dat je jezelf in bescherming neemt.
Na een kwartier verwijst ze ons verder naar de balie van het borstkankercentrum.

Daar liggen de afspraken al klaar. Ik voel me verdoofd, het is allemaal zo onwerkelijk. Volgens mij zweef ik meters boven mijn lijf. Ik heb tijd nodig om het tot me door te laten dringen. De baliemedewerkster is begripvol maar het schijnt dat die tijd er niet is. De machine draait op volle toeren. Mijn dochter neemt het over: overmorgen een MRI-onderzoek en nog een weefselonderzoek, en na het weekend de Pet-scan. En straks alvast bloedprikken.

De baliemedewerkster zegt dat ik me goed moet voorbereiden op de onderzoeken, dat ik vooral de informatie over de scans moet doornemen. En als ik een vraag heb, gewoon bellen met het borstkankercentrum.
Ik zit in de molen en alles in mij wil weg van hier. Ik wil weer ontsnappen. Dat kan niet: ze hebben mijn telefoonnummer en e-mailadres, en ze weten waar ik woon. Ze weten nog veel meer van mij.

’s Avonds lees ik een paar stukjes in mijn borstkankermap. Tranen van verdriet en ongeloof vallen op de tekst. En ik lees de informatie over de onderzoeken. Ik kan niet geloven dat ik die moet doen. Ik ben gezond, toch? Ik heb geen pijn, geen klachten.

De weerstand op de onderzoeken is intens. Ik denk er zelfs over om niet te gaan. Als ik mijn dochter bel, zeg ik dat ik niet had gedacht dat ik ooit in die tunnel terecht zou komen.
Ze reageert: ‘Je zit in de ontkenning.’
Die kan ik niet ontkennen, ik weet het.
‘Dus’, zegt ze, ‘ga je morgen gewoon lekker met je blote borsten in die tunnel liggen.’
Wat kan ze toch scherp uit de hoek komen.

In elke wachtkamer moet ik huilen van ongeloof. Bij elk onderzoek huil ik, al zijn het maar een paar tranen om de spanning te ontladen. Ik moet gewoon even huilen. Door te huilen erken ik wat ik voel. En mijn lijf kan de spanning loslaten die bijna continu wordt opgevoerd.
Elk onderzoek helpt me om de ontkenning beetje bij beetje los te laten en komt er ruimte om de realiteit toe te laten.

De verpleegkundige heeft mij en alles voorbereid. Ik lig klaar met ontblote borsten op de onderzoekstafel. Wel onder een handdoekje. Het licht is fijn gedempt. We wachten op de arts.
Daar zijn de tranen. De verpleegkundige ziet het en pakt een zakdoekje. Ze zegt dat ze begrijpt hoe spannend het voor me is. En ze vervolgt: ‘Na dit onderzoek kun je lekker naar huis. Het is weekend en kun je het loslaten.’
Ik zeg: ‘Ik kán het helemaal niet loslaten!’ Nog meer tranen.
‘Oh nee, sorry sorry!’, antwoordt ze. Ze raakt even mijn arm aan. ‘Is het ontdekt bij het bevolkingsonderzoek?’
‘Ja’, antwoord ik.
Verpleegkundige: ‘Het is goed dat het bevolkingsonderzoek er is, maar ik vind het zelf elke keer zó spannend. En ik ben elke keer zó opgelucht als er niets is gevonden.’ Ze strijkt even kort over haar borsten.

Dan komt de arts binnen, ze maakt oogcontact, zegt haar naam en vraagt direct ‘of het gaat’. Ze legt uit wat ze gaat doen en vraagt of dat duidelijk is. Ik kijk weer mee op het scherm. Meerdere keren vraagt ze: ‘Gaat het nog?
Na het onderzoek wenst de verpleegkundige me alle sterkte. ‘En nogmaals sorry voor mijn onhandige opmerking.’

Mijn tranen doen iets met mensen. Verpleegkundigen en artsen worden er zacht van, en kwetsbaar, net zoals ik.
Er is ruimte voor mijn tranen in de geoliede machine.


Wil je naar aanleiding van deze blog reageren, stuur gerust en vrijblijvend een berichtje naar willy@effectiefrouwen.nl. Ik reageer altijd, maar dat kan gezien de omstandigheden wat later zijn.